door Bas Rietdijk en Hans Hautvast
Gepubliceerd op FD.nl
Thursday 23 September 2010, 12:00
update: Friday 01 July 2011, 08:38

Alle Nederlandse ondernemingen met meer dan vijftig werknemers betalen jaarlijks de heffing ondernemingsraden. Eén promille van de loonsom wordt door de SER opgelegd als bijdrage in de scholing en vorming van ondernemingsraden.

Dit systeem leidt al 35 jaar een stil bestaan. Er is een instelling die de gelden int, de Belastingdienst, en een instelling die ze verdeelt, het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO).

Er zijn instellingen die de gelden gebruiken om opleidingen te verzorgen (circa dertig opleidingsinstituten) en er zijn vele gebruikers: ruim 80% van de ondernemingsraden maakt naar tevredenheid gebruik van deze financiering. Opleidingen voor leden van ondernemingsraden worden dus deels gefinancierd uit collectieve middelen, zoals dat ook voor veel bedrijfsopleidingen geldt. Het enige verschil is dat de heffing ondernemingsraden door de SER wordt opgelegd, de bedrijfsopleidingen vaak door cao-partijen.

Is dit zinvol? Zowel voor bedrijfsopleidingen als voor opleidingen voor ondernemingsraden betalen de werkgevers, die daar onder voorwaarden ook weer wat van terug zien. Zinloos rondpompen van geld, vinden critici.

Binnen de SER willen de werkgevers om deze reden af van de regeling, ook al omdat zij niet meer van deze tijd zou zijn. De vakbondsvertegenwoordigers verdedigen de regeling en stemmen niet zonder meer in met afschaffen. Zij willen garanties dat toegankelijkheid en kwaliteit van or-opleidingen anders worden geregeld.

Elke vorm van collectieve financiering kan worden afgedaan als ‘rondpompen van geld’, zeker als dat geld terugvloeit in de kassen van degenen die het hebben opgebracht. Maar de WOR-heffing heeft zeker positieve effecten. Zo betekent de subsidie op scholing en vorming van or-leden vooral voor het midden- en kleinbedrijf dat op een relatief goedkope manier een volwaardige or kan functioneren: de bescheiden heffing staat in geen verhouding tot de grote opbrengsten uit subsidiemiddelen. Een voorbeeld: een ondernemer met 100 medewerkers en een loonsom van euro 6 mln betaalt jaarlijks euro 600 WOR-heffing. Als zijn hele or één keer op cursus gaat, krijgt hij hiervoor ruim euro 2000 terug. Naarmate een or jaarlijks vaker cursussen volgt, neemt dit voordeel nog toe.

Bovendien maakt de heffing het mogelijk om kwaliteitseisen te stellen aan het product, door middel van een gericht prijsbeleid. Alleen WOR-cursussen die aan bepaalde vereisten voldoen, komen voor subsidie in aanmerking.

Daar staat tegenover dat anderen dit moeten betalen. Dit zijn uiteraard vooral de grote ondernemingen en de ondernemingen zonder or. Solidariteit onder ondernemers, zou je zeggen, die een belangrijke verworvenheid van onze arbeidsverhoudingen in stand houdt. Afschaffing van de WOR-heffing zadelt vooral kleinere en middelgrote ondernemingen op met een stijging van de kosten van or-opleidingen. Onbegrijpelijk dat nu juist MKB-Nederland toch voor het afschaffen van de WOR-heffing is.

Maar wat misschien nog belangrijker is: een afschaffing vernielt de hele infrastructuur die de afgelopen 35 jaar is opgebouwd rondom de ondernemingsraad. Het GBIO bewaakt de kwaliteit van de cursusaanbieders door voorwaarden te stellen aan het verstrekken van subsidie. Cursusaanbieders kunnen met een gerust hart investeren in die kwaliteit, omdat zij weten dat de financiering van hun product is veiliggesteld. Er heeft zich een gezonde bedrijfstak ontwikkeld rondom de ondernemingsraad, met opleiders, adviseurs en coaches die waarborgen dat ondernemingsraden onafhankelijk kunnen blijven opereren. Vooral de vakbeweging maakt zich sterk voor behoud hiervan. Als het prijsmechanisme en de zachte dwang van al dan niet toekennen van subsidie niet meer de gewenste instrumenten zijn, wat komt er dan voor in de plaats?

Wij vrezen dat men gedachteloos zal terugvallen op dwingende regelgeving en bureaucratische verplichtingen. Vooral de kleinere en middelgrote ondernemingen worden daarvan dan de dupe.

Bas Rietdijk en Hans Hautvast zijn lid van het bestuur van de Branchevereniging Medezeggenschap.